Het is in je tuin bijna 7 am.
Er is de brem die beweegt.
Wie is daar – die zo beeft?
Het ebben is er. Helemaal.
Je kwam en vroeg om monden.
Je dacht dat er in de ochtenden
verdraaid zeker ingepakte lege
woorden, te vernietigen waren.
Je dacht dat er in de zilveren tuin
die met de paardenharen, een stel
wisselkinderen waren, om indruk
op te maken, en je vergiste je niet.
Mijn jeugd, die is gemaakt van het
ruisen in de berken, zei ik. Maar je
kocht met zilverfolie (vol chocola)
die je in repen sneed, zoals Dido er
kerfde van een ossenhuid om Carthago
mee te bouwen, – je kocht mijn kerken
op papier, waarin ik onzichtbare letters
wiste. Polyfonie is je sterke kant vanaf
nu. Je doet ook nooit ’t gewone, noch
‘t volkomene. Immer eerder een tocht
naar het maanlicht maak je, zonder je
gezicht aan opgediste mist te branden.
Er is voor alles een eerste keer. Je keek
in mijn tong en vond er stierenvechters
met een rode doek, verwilderde touwen
waarmee je mijn ogen dichtbond. Mijn
boek van de uren werd een gedicht dat
gedachten helden in cirkels liet vangen
tot, net als een schilder, je doofstomme
conventie, van maan en muren straalde
met de aren in je haren, met de winkels
nog open tot middernacht, op deze dag
van winterwende, zeven dagen waarbij
de afwezigheid van de goden afsterven
zal en de vogels communiceren in het
zuiden en alles, wat gezegd wordt, tot
schaduw van balancerende taal wordt
gemaakt. Met lederen bloesems, echt.
Grijsdraaiende nachten worden in het
dressoir gestopt: platen van N. Drake
die jonger worden als wijn in een ton
die stukgeslagen is bij volle maan en
zo terug in de tijd worden gezwierd
door een stilte die in jouw hart mag
wonen. Tot jouw zon besmet wordt
door een zwarte afgestreken lucifer.
Ochtend. En dat wil zeggen dat wij
tochten beginnen, naar theaters van
steen in het gras, halve ruïnes. Wat
makkelijk lijkt, zoals een eierschaal.
Comments