top of page

Alice’s tijger




Alice,


ik gaf mijn winter een klap, in de hoop

mijzelf te mogen roemen voor de wijn

die

-ie van azijn had weten te maken.


In een kroes.


Mijn kamer had geen muren

en bevond zich in de tuin. Ik

had uren de tijd om ons naar

een duin te leiden.


Ik wist de vertex van een splinter

opdoemen. Ik voelde mij alsof ‘t

allemaal niet mocht baten.


Sed lex.


Ik had afgetekend de fontein

van ‘Verschrikkelijk’ achter

mij gelaten. Bloemen stegen

bij jouw voeten met hun hart

naar de zon.


Ik heb ervan gedronken, en het had

in mij ingeboezemd de gave van je

boeken.

Ik dacht aan mijn meisje, er niet op

gerekend dat ik de lege woorden in

haar mond meteen met brons laden

kon.


Wat dom.


Dat kind verspreidt zwart zwanendons

in de wind en het tobben van een bard

in mijn geest, die niet echt als Sappho

of jouw verzen werkt.


Maf, hoor.


Dit gebeurt, haast hinderlijk.

Maar het heeft mij gesterkt.

Hint:

droom, van risico-averse oorden

met woorden, waarin ik je mooi


nietigheden

lees als was ik een koekenbakker

die op ‘t punt staat zoete appelen


in de pan te werpen. Dit is al dicht

bij een Berg van je Nevelen.

Ik heb te zwijgen want mijn

gestalten van drie lisdodden


worden opeens dit tijgervel

met franjes, die in mijn vel

snijden.


Daarop liggen we nu beneden

in dit huis zonder wanden, op

tanden van ‘t beest in je vloer


die ze bij Thebe ooit uit het gras

wilden graven.


11 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


Post: Blog2 Post
bottom of page