Het programma hapert bij deze beelden.
Ik hoor er niet bij, weet je. Ik praat niet
en verknoei onze tijd niet. Je slaaf, met
het gouden masker en een zwarte speer
vernietigt mijn voorzichtigheid en de lichtjes
in onze tuin, die ons in twee hadden te delen.
Want je bent niet alleen in je seksuele weelde.
Er is jouw nieuwe minnaar, die rond je draait.
De katheders in de kerk, tijdens het kyrie,
lieten onze laatste bladzijden vallen. Een
tweede ik van me, gedaante van een god,
een zwijgzame schrijver zou je zeggen,
zei dat iedereen creëert, wat ze vrezen.
En raapte alles op, de mensen gaapten.
Een zonovergoten landschap kon een
scheur zijn, als Hades een kloof ritste.
Een toneelstuk kon een ramp zijn, als
een van de acteurs zwichten zou voor
zijn rol. Eens jouw ogen zwart worden, zal
de toekomst zich richten, naar het vergeten
wat voor dag het was, toen jij mijn vuist in
je hand wilde nemen en een bruistablet
in mijn pijnlijke geweten wilde gooien,
of, opdat ik narcissen naar je eenhoorn
bracht – me een roze handtas kocht op
de markt. Zo, daar ging m’n SuperDry
die ik in een etalage had gezien. Daar
ging ook mijn basisbewustzijn, gelijk
met mijn montage, van de straat waar
we stonden, terwijl ik nog hoopte, op
een verlossend woord in je kerklatijn.
Ik was een zwerm.
De sneeuw, die als verdwaalde termen
om ons heen viel, kon echt niet overal
tegelijk zijn, ik wist dat-ie mij daarom
niet langer klissen kon in mijn ijver of
in de matige – krekelachtige berichtjes
die ik via mijn cell, die zoemde als een
ceder, met gladde vingertoppen op glas,
teder in jouw richting boende – swipete.
Het framework van mijn phone was niet
compatibel met een tal van dubbelzinnig
texting. Lees, ik kreeg mijn buik vol van
sexy gezangen die de wereld konden
schaden zonder tussenkomst van ons
dansend mannetje ‘de tijd’, zonder je
kennis van de turndiscipline, of
zonder chocolade, van Verkade.
Omdat ik zou willen wáchten op jou.
Maar er trilt een orkaan aan je einder.
Papier waait op ginds. Wij ademen
door, maar je kan wedden dat mijn
ziel, die niet verwant is aan scheve
blikken, niet aan een moraal, noch
aan een in de steek gelaten worden,
via je gedachten (nu die glimlachen)
iedere definitie van rechtspraak binnen
duizend jaar in een subspecies van ons
mensen
naar de oppervlakte hoopt te brengen.
Als ik zou zeggen: dat ik nog van je houd.
Dat ware een begin van begrepen worden.
Een Broadway van magische logos, zoals
die door sprekers op de planken komt. En
alle verplaatsingen zijn veiliger nu we op
een volgende dag samen moeten wachten.
Maandagavond dempte de meest
overweldigende situatie van een
ronken dat uit jou als hippe meid
kwam die voor mij stond en praatte –.
Jij had ‘t over jouw vader die, ook hij,
van verdriet vibreerde als zijn dochter
niet reddingsboeien wist aan te pakken
als de nood daar om vroeg. Een smoes.
En we gíngen naar de bioscoop. Enkel
Joost kon weten, of we het oude kerkboek,
dat we op de trap hadden achtergelaten, in
de handen van goden mochten verbranden
laten.
Comments