top of page
alaindekinder5

Tientallen jaren van Oprah




Vraag me niet of mijn aanval

– of dat zeemonster

een teken is van rijkdom en macht

de grote godin zucht om de doelen


die je stelt

zo als ego.

Vind je ook als medicijnman van de stam

– dit duurt ongeveer een minuut


dat ik een rol speel

dat ik niet alleen met mijn hand schrijf ?

Als je al niet een minnaar hebt

dan weet je dat schaduw een keerzijde heb


dat ketens rinkelen bij nacht

dat filosofen niet van actie houden

dat ze zouden overleggen

over de beslissing, het perkament


dat we hebben gekozen

altijd benieuwd

– met heel mijn wezen concentreer ik me hierop

maar je aarde wil niet splijten.


Ik zie je gestalte als een ezelsoor vervagen

ik loop de berg op als een partizaan

een kloppend schild op mijn borst

ik verveel je nu al.


Ik zou je

aan het begin van dit verhaal willen vragen

of je niet kwaad wil worden

bij de pinautomaat is het nog een stukje lopen


naar de ochtendmis, wat hebben we het laat gemaakt.

En alles lijkt, de straat, de mensen

een zoekertje in de krant

tot je vrouwenstem zo schor iets heel belangrijks wordt


je schudt afkeurend je hoofd

je vraagt bijna waardevol

of ik niet ooit

huisarrest heb gehad.


Maar je wuift het meteen weg.

Vergeet je niet de kaarten in de stad

in te vullen

met de curves van een Spaanse danseres ?


Ik hou van dit ritueel, die traditie van ons

in drie talen vandaag de dag

Manu Chao, Rosalia

net een ‘alien’ in onze jaszakken.


Zeven dansen en verdiepingen

en je luchtige blouse

het miezer in je lanterfanten

hebben geen plekje meer over


voor mijn van verbazing openvallende mond

om je schoonheid.

Ik merk een zich zwaar

in zijn koffie verslikkende man op


in een vroege bar, aan een tafel onder zeil.

De oude man plooit zich dubbel

in het plunderen van een slachtoffer

dat het slagveld


niet wist te verlaten

– hij kucht.

Weet jij hoeveel er nog precies in de nacht zit

vraag ik je


en je vraagt me of ik naar de oorlog wil.

Uiteraard niet, nee

we zijn al aan de grens van het ouder worden

en het zou sneeuwen in ons hart


als we de volle angst van de dag

niet onder ogen zouden zien

– het witte licht breekt al door.

Heb je een fles meegenomen ? vraag je me.


Ik bengel met een Cuvée.

Die stond moederloos, ongebruikt

op de tapkast, zeg ik.

Ik kan tenslotte


geen whisky in mijn broekzakken gieten.

Ben je dan niet een beetje naïef ?

denk ik stiekem

als je de drank een slons noemt.


Ik ben zelf een heel sluwe manier

om de kwetsbaarheid van de duivel

ontkennend

om medelijden te horen vragen.


Productief wezen of echt werken

inspireert me

met een soort van lamme, gevoelloze

verstomming.


Ik kan het niet helpen

dat de lichten worden uitgedraaid

– ik schiet de geschiedenis van de wereld

als iemand die een offer brengt


aan de ruimte van het nadenken

en niets meer.

Ik kom dan met een breuk van de algemene regel

die zegt dat wie beroofd is van


de mogelijkheid om te zwijgen

zijn ziel

in de discretie van het zweet in zijn gezicht

moet vinden.


De echo van een reus in het gebergte

is niet aan mij besteed

ik prefereer de stilte.

Het recht op interventie in mijn stem


is het enige voor mij

dat kracht bezit, maar ik kan me vergissen

– in het wissen van mijn immer wegglippen

ben ik een meester, maar ik hou me nog in.


Ik hou toch van vorm en coherentie

al dacht ik ooit

dat de wereld anders was, niet zo in elkaar zat.

Hoe meer ik de toon in een stem


als iets authentieks beschouw

hoe meer ik inspanningen lever

om die te vatten

in iets onnozels, een sirene, een schuilplaats


– en zo, afstand doen van mezelf

is wat spreekt

zonder begin en einde

want taal


heeft het bijzonder moeilijk

over zichzelf te spreken

terwijl dat toch het enige is

waarin je je verliezen kan.


Alsof je water uit stenen haalt

– schrijven breekt de banden

die het woord verenigen met zichzelf

zei een dichter eens


en ik denk dat hij gelijk had

maar zoals ik al zei

dat is dus niet mijn bedoeling

– in tegenstelling tot praten met jou


wat me ruimte geeft

om te praten binnen het begrip

van wat mijn woorden ontvangen

van jou.


Dan denk ik aan Jacques Brel

aan die bruisende machine

in het hart van je jeunesse dorée.

Je kijkt naar mij


wat een bovennatuurlijke gewei

waarover je spreekt, zeg je.

Ik zou een crétin zijn

als ik je zou geloven – geloof me.


Een vreemdeling gaat op een bankje

van tweestrijd zitten

en wil me vragen om de oude waterput

te vullen met leesvoer


maar ik negeer hem

– ik verdwijn het huis van de ochtend verder in

en ik beslis iets bij de bakker te halen.

Jij spreekt over islam


legt de strategie en nauwe straatjes ervan bloot

alsof geloof een droom is

maar wij lopen toch ook over kasseien

en stappen over glibberige goten


die soms in het midden van inhellende steegjes

liggen.

De stad is hier en daar een labyrint

een kluwen in het algemeen, zo in bovenaanzicht.


De stad is een studio die voortdurend

episodes over eenzelfde videotape

opneemt, zodat de beelden

gewist worden voor het nageslacht.


En zo ben ook ik, besef ik nu.

Je bewaart beter wat ruimte voor me

anders verdwijn ik in het vergeten

in een rehab die zichzelf vernietigt.


Spreid een schapenvacht uit over de vloer :

als het begint te regenen

is er altijd wel ergens miserie

alsof er iemand in de sky verontwaardigd is


alsof er afvalwater

via een lek doorheen het plafond

op onze hoofden sijpelt

voor wie een luizige kerkrat is.


Ik zie een bestelwagentje

en ik stel me voor dat het tot de nok

gevuld is

met boodschappenlijstjes van lubbige hoofden.


Dit wagentje is een augurk op wielen

platen karkas met blauwe letters

die zeggen dat de chauffeur ervan

al uitkijkt naar zijn middagpauze.


Ik ben een lopend laatkomersbriefje

ondertekend door iemand

die ‘t in feite me vergeven heeft

dat ik weer eens spijbelde.


Hier lijkt het licht zachter dan elders

ik zie elfduizend olijfbomen

bommen van een fabeldichter

die kampt met bosbranden


en zijn stulpje in het woud

tracht te beschermen.

Wat je ook vaak ziet, is dat zo’n fantast

vreemdelingen honing en kaas aanbiedt.


Onze grootste rijkdom is dan ook

de vrijgevigheid

en zo moet je ook de nacht

ons vorm laten geven.


Ik zou

een school voor poëzie willen stichten

maar ik bezit niet de wellevendheid

niet de Hemelvaartsdag


in processie

om in deze stad een priester rond te dragen

op een schild

of op schouders en in tranen.


En hoe recruteer je

zo’n man van het habijt ?

Er is geen pad van aangestampte aarde meer in de stad

waar het vallen breuken verijdelt.


Dit is geen Daskalopetra, waar Homeros

zijn leerlingen

epische zang zou hebben onderwezen.

De ‘steen van de meester’.


En geloof, hoe gaat dat te werk ?

Wie slechts over weinig tijd beschikt

kan alleen de berookte

gebroken


fundamenten zien van tempels

gewijd aan onze godin Cybele.

Ik ben een vlinderig

aanmerend schip


dat op zoek is naar een Grieks eiland

en niet op weg is

naar het werk op kantoor

en vastzit in de ochtendpendel.


Ik ben eerder iets farmaceutisch

in de grandioze overtuiging

van

technieken die een sacrale rust


in mijn bloed brengen, alsof ik

een tempel ben.

We bereiken net de Straat van de Ridders

en ik word verleid


tot een militaire stap in mijn onderbenen

alsof ik een windmolen ben

die op het punt staat

te sneuvelen onder de geur


van de worstenbroodjes

waar ik al eerder een lans voor brak.

Zo barst thans

ook de ochtend in twee


knisperend, met schilfers

zodat ie je handen vettig maakt

en kruimels in je schoot en op je kleren

achterlaat.


We zitten bijna in de slagader van de stad

waar veel misplaatste ijver

is te zien

en een middeleeuwse, geheimzinnige sfeer


is verdwenen.

We zeggen vaarwel aan de boezemvriend van Zeus

en we gaan via een laatste

nauwe kloof


van bakstenen

naar de mensen van de ‘krikri’ :

wilde geiten

het enige voedsel voor de ware guerrilero.


Want Athene is een dodenstad

en het is niet omdat je fysiek

weggaat hier

dat het gedachtengoed dat in je sluimert


sinds je hier voet zette

uit je hoofd kan gehaald worden.

Meer is deze reusachtige stad

opgebouwd


uit fantasie

dan uit archeologische correctheid.

Jij neemt afscheid

ik ga een herberg binnen


en laat mijn paarden rusten.



11 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


Post: Blog2 Post
bottom of page