Wees niet bang in het donker.
De elfen zijn er alleen in het licht
en het puntje
van de staart van de duivel
is pikzwart
maar wees niet bang in het donker.
Het is een vallende steen
die in een bodemloos tapijt
begraven zit
door iemand die het kasteel van Knossos
doorzocht
naar een beroerd ogenblik
om de draak te steken
met Atheense offers
waarvan het maagdenbloed
door een stierenkop werd opgelikt.
Het is de beroete boomstam van een brand
in de Amazone, of de teervlekken
van machines
die in dienst van ons papier en parket
de laatste lussen ontrafelen
van ‘t poëtische web
dat er iedere kier dicht
in broodbomen en de orchidee
– of bacteriën in de schildklier
van een giftig dwergkikker
die het wierookhout om zich heen
wil aantasten met een kleverige tong
zolang er een insect
met z’n zoemen ons uit de slaap houdt
zolang onze bedsponde
dreigt te barsten
of onze matras
doorweekt raakt van het angstzweet
dat uit je oksels
druipt.
– Ik kan de verandering in je gezicht
al zien
als ik zeg wat overblijft
van je longen, waar je niet kan kijken
jij die blauwe Gauloise rookt
alsof je eender de tropische luifels
in je twijfels
opwarmt
en wat wemelt van blazend leven
– kome wat komt
je altijd iets waar je te veel over nadenkt
lijkt.
Jij bevestigt dit
alsof ik in staat zou zijn
alles te bedenken
wat er rondspookt in jouw hoofd
ook daar is het donker
en god weet hoe ik verder moet gaan
maar wees niet bang van de nacht
ik zal je haren borstelen
en onverwacht streng
zal ik mokerend de dief betrappen
die niets voor ons kan doen
maar toch
loopt na te denken in het licht
van zijn zaklantaarn
wat we echt willen
en het daarom ooit gekocht hebben :
zilver
cijfercombinaties, jaden draken
hangende oortjes
iets met een diamant erin
papiergeld is bij ons bijna niet te vinden
alleen berichten in een fles
in de badkuip
in de niet weggelopen zeep van vandaag
en als onze liefde er doorheen zit
in de schaduw van een duister
dat
van droom naar droom
zich ontgiftigt in een negatief
in een filmrolletje dat geen camera
vraagt
alleen een duistere kamer
vrees dan niet.
– Daarmee zeg ik meteen iets over het verleden
over gisteren
toen je zaken had te beslechten
met het piekeren
dat in de wortels
van je tandenborstel verscholen
bleek te zitten
als inkt op papier waar schimmel uitgroeit
iets aberrants
in je menselijke ijdelheid
van verstand
dat zegt dat tanden in het daglicht
wit mogen zijn
en in het donker een gesloten mond
herbergen
alsof Freud zijn paperassen opbergt.
– Op de een of andere manier
beslist het donker
dat er een barrière doorheen de dag loopt
waarvoor wij de taks moeten betalen
als reisden we van land naar land
en moeten we halthouden bij de douane.
– Maar dit is niet zo
absolute waanzin
als je toch iemand zou zien
in het zwart gekleed
met een netkous over het hoofd
dan ontploft
de obsessie van wat veilig is
– manie met wat secuur en beschut is
in je brein
er priemt iets in je eigen piepers
over de ongenode ogen
met handschoenen
die naarstig een lade openen
en in je berg roze panty’s wriemelen
dat La La Land
die open kraaienbek met geur
en vlekranden.
– Er is dan het King Kong-gehalte
van je borstkas
waarin je hart als een razende tekeer gaat
maar niet
in staat is de indringer af te schrikken.
Je bent niet de Cro Magnon die een schedel
aan stukken slaat
in bloeddorst
of met het schouderbeen van een leeuw
– eerder ben je een kind
dat in een waterput zit
omdat het zich daar verstopt heeft
en al zijn er trappen die in de wand
zitten
het kind huilt van angst
om dat hele eind terug naar boven
omdat de schemer is ingeslagen.
– Ik wil maar zeggen
er is geen grens tussen dag en nacht
tussen licht en duister
er is een fluïdum, een spectrum
dat wel
je likt aan je eigen componenten
‘s morgens zoals ‘s avonds
volgens eigen wetten van refractie
die grotendeels
dezelfde zijn, en blijven
alleen de tint
waarin ze wensen te verschijnen
verschilt
zwart-witte Abbott en Costello’s
een zingend Bing Crosby
of een foto van een Afrikaans moeras
tijdens de slavernij
– of
een Schateiland in Technicolor
of een stralende Dora the Explorer.
Duisternis hangt in struiken
onder een iep
tijdens een hittegolf
en huist zelfs in een hart van liefde
dat in Kursaal Oostende
geld verspeelt.
Zelfs iemand die zich in de fik steekt
een Boeddhistisch monnik en zo
wordt zwart van de vlammen
die nochtans in origine
vreemd geel of roodkleurig zijn.
En dan praat ik nog niet
over de donkere Middeleeuwen
de Eichmanns van de Inquisitie
in duistere kerkers
feodale armoede, een zwarte homp brood
ravenmaskers
zwijnenstront in de straten
de zwarte kunst, het lood.
Het is het geheugen in je Blackberry
die nog altijd niet weet
hoe ik
aan je nummer ben gekomen.
Het is de back catalogue
van een album
van de Sisters of Mercy
of de zwarte jassen waarin je meent
dat jij of Leonard Cohen zich hulde.
– Er is ook niet per se licht
wanneer iets gebeurt dat nog nooit is gebeurd
het is net zo goed een zwarte vlek
in je geheugen dan, want je staat verbijsterd
je zoekt in je archieven
ook al donker (want jij komt uit een predigitale tijd)
maar vindt het trefwoord niet eens
en al vind je dat lemma
dan staat het er in een git
en staat er ‘onbekend’ bij
en ‘onbekend’ ligt zoals je weet in Obscuristan.
Duister is zeker
de plek waar je niet vindt wat je zoekt
want je werpt je blik er niet langer op
je keert je aandacht.
En al vind jij scherpzinnigheid belangrijk
en ben je er goed in
ook jij moet erkennen
dat het nauwer sluiten van je ogen
je beter laat zien, hoe paradoxaal
– zoals de kussentjes op de pootjes
van een hond
zwart zijn, slechts ten dele roze.
Maar een schilderij brengt ons het zicht
en dit door z’n witte
achtergrond
te besmeuren met allerhande verf
alles wat maar duisterder is dan wit
– net zoals je onlangs stelde
dat een ongemotiveerd motief
nog altijd licht brengt
in de daden die het veroorzaakt.
Ik alvast voel me niet bang
wanneer ik
naar je sluier van ronken en snurken luister
ik voel me beschermd en gerustgesteld
wanneer ik weet dat je
ook al ben je er niet werkelijk bij
mij toch vergezelt in je bed.
En bij het erbij komen liggen
zal ik voor het aanknippen van het licht
altijd even
in het donker kijken
ik zal mijn lippen tussen je benen
laten glippen
en je zachtjes wakker maken
ik zal geen domme verhalen
verzinnen over nachtelijk ontij
spoken
of de nek omwringen van de schapen
die je telt
ik zal nooit zomaar boeken uit de boekenkast
halen om te zien
wat er zich in de duisternis
achter hun kaften bevindt
tenzij letterlijk wanneer ik hen open
en de hutkoffer van een verborgen
lied
op kalligrafie en zachtheid onderzoek.
En de dood, onze vader zelf
zal ik bevelen
met een bevende stem die eerder grijs is
dan nachtelijk
en vragen, wat komt er straks op mij af
een echo ?
in mijn huidige grijze kloof
beschenen door een zwarte zon ?
Binnenkant van een ingeklapte ster
of de achterkant van het landschap
waarin ik steeds opnieuw zal beleven
wat in schimmen
en voorafschaduwingen
altijd bij mij heeft gewaakt
– niet onvoorzichtig
maar ook niet blind of doof.
Zo, blij dat je op me gewacht hebt
het duurt het leven nu eenmaal
altijd
enkele uren
om materiaal en bagage te verzamelen.
Comentarios