top of page

De mist in meisjes als Taylor Swift




Wees niet bang in het donker.

De elfen zijn er alleen in het licht

en het puntje

van de staart van de duivel


is pikzwart

maar wees niet bang in het donker.

Het is een vallende steen

die in een bodemloos tapijt


begraven zit

door iemand die het kasteel van Knossos

doorzocht

naar een beroerd ogenblik


om de draak te steken

met Atheense offers

waarvan het maagdenbloed

door een stierenkop werd opgelikt.


Het is de beroete boomstam van een brand

in de Amazone, of de teervlekken

van machines

die in dienst van ons papier en parket


de laatste lussen ontrafelen

van ‘t poëtische web

dat er iedere kier dicht

in broodbomen en de orchidee


– of bacteriën in de schildklier

van een giftig dwergkikker

die het wierookhout om zich heen

wil aantasten met een kleverige tong


zolang er een insect

met z’n zoemen ons uit de slaap houdt

zolang onze bedsponde

dreigt te barsten


of onze matras

doorweekt raakt van het angstzweet

dat uit je oksels

druipt.


– Ik kan de verandering in je gezicht

al zien

als ik zeg wat overblijft

van je longen, waar je niet kan kijken


jij die blauwe Gauloise rookt

alsof je eender de tropische luifels

in je twijfels

opwarmt


en wat wemelt van blazend leven

– kome wat komt

je altijd iets waar je te veel over nadenkt

lijkt.


Jij bevestigt dit

alsof ik in staat zou zijn

alles te bedenken

wat er rondspookt in jouw hoofd


ook daar is het donker

en god weet hoe ik verder moet gaan

maar wees niet bang van de nacht

ik zal je haren borstelen


en onverwacht streng

zal ik mokerend de dief betrappen

die niets voor ons kan doen

maar toch


loopt na te denken in het licht

van zijn zaklantaarn

wat we echt willen

en het daarom ooit gekocht hebben :


zilver

cijfercombinaties, jaden draken

hangende oortjes

iets met een diamant erin


papiergeld is bij ons bijna niet te vinden

alleen berichten in een fles

in de badkuip

in de niet weggelopen zeep van vandaag


en als onze liefde er doorheen zit

in de schaduw van een duister

dat

van droom naar droom


zich ontgiftigt in een negatief

in een filmrolletje dat geen camera

vraagt

alleen een duistere kamer


vrees dan niet.

– Daarmee zeg ik meteen iets over het verleden

over gisteren

toen je zaken had te beslechten


met het piekeren

dat in de wortels

van je tandenborstel verscholen

bleek te zitten


als inkt op papier waar schimmel uitgroeit

iets aberrants

in je menselijke ijdelheid

van verstand


dat zegt dat tanden in het daglicht

wit mogen zijn

en in het donker een gesloten mond

herbergen


alsof Freud zijn paperassen opbergt.

– Op de een of andere manier

beslist het donker

dat er een barrière doorheen de dag loopt


waarvoor wij de taks moeten betalen

als reisden we van land naar land

en moeten we halthouden bij de douane.

– Maar dit is niet zo


absolute waanzin

als je toch iemand zou zien

in het zwart gekleed

met een netkous over het hoofd


dan ontploft

de obsessie van wat veilig is

– manie met wat secuur en beschut is

in je brein


er priemt iets in je eigen piepers

over de ongenode ogen

met handschoenen

die naarstig een lade openen


en in je berg roze panty’s wriemelen

dat La La Land

die open kraaienbek met geur

en vlekranden.


– Er is dan het King Kong-gehalte

van je borstkas

waarin je hart als een razende tekeer gaat

maar niet


in staat is de indringer af te schrikken.

Je bent niet de Cro Magnon die een schedel

aan stukken slaat

in bloeddorst


of met het schouderbeen van een leeuw

– eerder ben je een kind

dat in een waterput zit

omdat het zich daar verstopt heeft


en al zijn er trappen die in de wand

zitten

het kind huilt van angst

om dat hele eind terug naar boven


omdat de schemer is ingeslagen.

– Ik wil maar zeggen

er is geen grens tussen dag en nacht

tussen licht en duister


er is een fluïdum, een spectrum

dat wel

je likt aan je eigen componenten

‘s morgens zoals ‘s avonds


volgens eigen wetten van refractie

die grotendeels

dezelfde zijn, en blijven

alleen de tint


waarin ze wensen te verschijnen

verschilt

zwart-witte Abbott en Costello’s

een zingend Bing Crosby


of een foto van een Afrikaans moeras

tijdens de slavernij

– of

een Schateiland in Technicolor


of een stralende Dora the Explorer.

Duisternis hangt in struiken

onder een iep

tijdens een hittegolf


en huist zelfs in een hart van liefde

dat in Kursaal Oostende

geld verspeelt.

Zelfs iemand die zich in de fik steekt


een Boeddhistisch monnik en zo

wordt zwart van de vlammen

die nochtans in origine

vreemd geel of roodkleurig zijn.


En dan praat ik nog niet

over de donkere Middeleeuwen

de Eichmanns van de Inquisitie

in duistere kerkers


feodale armoede, een zwarte homp brood

ravenmaskers

zwijnenstront in de straten

de zwarte kunst, het lood.


Het is het geheugen in je Blackberry

die nog altijd niet weet

hoe ik

aan je nummer ben gekomen.


Het is de back catalogue

van een album

van de Sisters of Mercy

of de zwarte jassen waarin je meent


dat jij of Leonard Cohen zich hulde.

– Er is ook niet per se licht

wanneer iets gebeurt dat nog nooit is gebeurd

het is net zo goed een zwarte vlek


in je geheugen dan, want je staat verbijsterd

je zoekt in je archieven

ook al donker (want jij komt uit een predigitale tijd)

maar vindt het trefwoord niet eens


en al vind je dat lemma

dan staat het er in een git

en staat er ‘onbekend’ bij

en ‘onbekend’ ligt zoals je weet in Obscuristan.


Duister is zeker

de plek waar je niet vindt wat je zoekt

want je werpt je blik er niet langer op

je keert je aandacht.


En al vind jij scherpzinnigheid belangrijk

en ben je er goed in

ook jij moet erkennen

dat het nauwer sluiten van je ogen


je beter laat zien, hoe paradoxaal

– zoals de kussentjes op de pootjes

van een hond

zwart zijn, slechts ten dele roze.


Maar een schilderij brengt ons het zicht

en dit door z’n witte

achtergrond

te besmeuren met allerhande verf


alles wat maar duisterder is dan wit

– net zoals je onlangs stelde

dat een ongemotiveerd motief

nog altijd licht brengt


in de daden die het veroorzaakt.

Ik alvast voel me niet bang

wanneer ik

naar je sluier van ronken en snurken luister


ik voel me beschermd en gerustgesteld

wanneer ik weet dat je

ook al ben je er niet werkelijk bij

mij toch vergezelt in je bed.


En bij het erbij komen liggen

zal ik voor het aanknippen van het licht

altijd even

in het donker kijken


ik zal mijn lippen tussen je benen

laten glippen

en je zachtjes wakker maken

ik zal geen domme verhalen


verzinnen over nachtelijk ontij

spoken

of de nek omwringen van de schapen

die je telt


ik zal nooit zomaar boeken uit de boekenkast

halen om te zien

wat er zich in de duisternis

achter hun kaften bevindt


tenzij letterlijk wanneer ik hen open

en de hutkoffer van een verborgen

lied

op kalligrafie en zachtheid onderzoek.


En de dood, onze vader zelf

zal ik bevelen

met een bevende stem die eerder grijs is

dan nachtelijk


en vragen, wat komt er straks op mij af

een echo ?

in mijn huidige grijze kloof

beschenen door een zwarte zon ?


Binnenkant van een ingeklapte ster

of de achterkant van het landschap

waarin ik steeds opnieuw zal beleven

wat in schimmen


en voorafschaduwingen

altijd bij mij heeft gewaakt

– niet onvoorzichtig

maar ook niet blind of doof.


Zo, blij dat je op me gewacht hebt

het duurt het leven nu eenmaal

altijd

enkele uren


om materiaal en bagage te verzamelen.



13 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Komentáře


Post: Blog2 Post
bottom of page