top of page

De laatste van ons




Je speelt zo graag spelletjes, maar als je verliest, ga je

weer maandagziekte krijgen. Je bent even fanatiek als Johnny

Rotten.

Ik vind het welletjes.


Je briest. Je gaat bezwijken.

Je gaat zo vaak over de top, in stilte. Je komt samenzweerderig aangelopen, rood op je wangen, maar je houdt

al in.


Voor je hier bent. Omdat je ziet dat het vergeefs is. Ik

begrijp niet.

Waarom je bots en programma’s schrijft die vol omgekeerde

psychologie zitten.


Je zit in een duistere kamer.

Nu fluister je iets.

Zonet nog lag de wereld aan je voeten. Je had besloten er een

weekendje opuit te trekken.


Maar het vliegtuig raakte in de problemen. Al een geluk dat je

niet aan boord was.

Je zou je laptop niet eens in vliegtuigmodus zetten. Je voelt

je bijna onzichtbaar.


En dat is goed zo.

Je danst in het grensgebied tussen sterrenstelsel en

mijnwerkersstadje.

Je tanden houden een manicuresessie.


Als ik je zie komt een bliksemschicht neer als een balpen met

een witte punt.

Zal je zeggen : volstrekt niet handig voor een dichter.

Principes laten je nadenken.


Over de eeuwigheid die stilstaat.

Zij is 24/7 aan het gamen.

Zombies killen op de computer – waarom zou ik het verzinnen.

Ze zit nu eenmaal bij de witte brigade.


Ze acht zich scheermesscherp.

Al moet je in de chat opletten welke onderwerpen je aansnijdt

in bijzijn van een meid.

Als je in je troon zit dansen de bytes om je heen.


Om het onnozelst

je bent nog mooier dan de vorige keer.

Als je in bed ligt, wriemel je je knus onder de oksel van je

avatar.


Als je digitale diefstallen pleegt, in Barcelona of Praag,

spreid je je vingers over je in het donker oplichtende

toetsenbord.

Om het vanonder je hoodie te beschermen.


Tegen al te indiscrete ogen. Je lievelingskleur is paars. Je

maakt playlists die je online zet.

Achter je op je scherm stromen er de hele tijd rijtjes enen en

nullen.


Je bent een kei in streepjescodes. Je laat nooit je

vingerafdrukken achter.

Je versleutelt je vermoedens rond mijn interesse in je – in

cybercafés.


Je piekert niet eens.

Over je te smalle schouders.

Je kleedt je digitale personages in de mooiste jurken en haalt

het denkbeeldige servies en thee boven.


Je ben uitstekend in het determineren van de levenstijd van de

zwakste link.

In andermans hersenen.

Ook de mijne.


Je bent het rubbertje dat ik wil omdoen in de noppen onder je

powerstation.

Of in de randen rond je lasergevoelige muis.

Duidelijk, op vele gebieden ben je een kei.


Maar je loopt verloren in de middeleeuwen van mijn primitieve

wetenschap.

Al je trekjes van slordigheid, al je pogingen om de wereld te

veroveren.


Het werkt soms schijnbaar alleen maar veroudering van het

toestel, mijn lichaam en diens software in de hand.

Jij veronachtzaamt niet om de nieuwste bladen te lezen. Je

anticipeert ook.


Het werk van anderen in gespecialiseerde blogs en biologie.

Al zit de nacht in je ogen.

De matrix – je weet wel, die van in de film, is op zo’n

logische manier gebouwd


als een bijenkorf – dat ie op een dag in een keer aan diggelen gaat.

Daar is geen ontkomen aan. Alsof jij persoonlijk

de houten

poten onder de stoel van wereldregimes zaagt.


En dan komen de bijen en prikken alles. Dat is het

zachtaardige in jou.

De rest is veel ernstiger. Je werkt aan partikelen die een

horloge met vierentwintig wijzers aan mogen drijven.


Alsof een domper om het verliezen van de mogelijkheid om

kwameidenstreken uit te halen je vindingrijkheid tot ongeziene

hoogtes jaagt.

Zo kruip je mijn appartement binnen.


In de vroege uurtjes als een pussycat. Wie zal zeggen waar je

geweest bent ?

Als je van iemand houdt, dan vraag je op een dag naar de

kameraden en de onzichtbare inkt.


Waarin die iemand zich ophoudt. En zo ook ik.

Als ik je zie voel ik me alsof je ondergoed in een zacht

briesje hangt te wapperen.

Waar was je hoofd vannacht ?


Dat je scheepswormen in galleihout hebt gelokt ? Nog meer

gelach. Het bevalt je wel wat ik zoal zeg. Ik zit bij je in

een neutrale ruimte.

In een blacklight bar.


Een gedempt geknars van een of andere Heilige Drievuldigheid

komt.

Als een dief mijn wijntjes binnengeslopen.

– Je verklaart je nader :


“Je zendt.

Het wordt verwerkt.

Je ontvangt.”

Het geluid van een man die muizen hoort zingen.


Zo komt het mij over, die woorden.

Ik besef, je modus operandi van het netwerken komt naar boven

in alles.

Wat je zegt of doet.


Er ontstaat een zwak gegrinnik in de koude lucht die via een

open deur plots de bar binnenwaait. We moeten naar een hogere

verdieping.

Om te plassen.


En dat doen we dan ook.

Je lijkt wel een wicca, een heksje die op een groen ei zit te

broeden.

Want je vraagt me om het hokje waar je zit, binnen te komen.


Een vreemd verzoek.

Waar ik aan gehoorzaam. Tegelijk om mijn loyaliteit te

bewijzen.

En om niet door de mand te vallen.


Van het stoere air dat ik zo bij mezelf opwerp. Om niet uit de

toon te vallen.

We spreken over het virus dat in het land heerst – de halflege straten, en de vele home deliveries.


Pizza en zo.

We spreken over T.S. Eliot en over de druipende muren en

instortende torens in het politiekantoor waar men je helaas soms,

tevergeefs sommeert.


Ik stel me voor dat je een identiteit smeedt in de krochten

van je dataverkeer.

Maar het luride gele licht dat ik me erbij voorstel, wil mij

alvast niet omarmen.


Laat me je helpen met dat, zeg je

en je kust mijn hand.

Je lippen voelen als Fins berkenhout. Het kietelt als een

kopeke.


Voorloper van de roebel.

Iets troebels.

Ik weet niet of je jezelf, zo onthecht en intellectueel vindt

dat je seksueel geen andere dieren toelaat.


Je helpt me uit de brand.

Je stript me van onderdanigheid en mijn brute broek.

Een jeans die al een tijdje aan het wachten en aan het

verslijten is.


Ik acht mezelf niet waanwijs bij dit erotisch succesje van me.

Ook al begrijp ik niet helemaal waar het vandaan komt.

Ik zeg, ik heb een artikel voor de krant te schrijven, staat

bol


van de Pyrrhische vergelijkingen. Ik weet niet of het geschikt

leesvoer is.

Voor wie zich schemerig van dispositie acht.

Gaat dat over mij ? vraag je, ik zeg : ik weet het niet.


Je zachte huid.

En je blote buik verduistert me in de onvervalste recrutering

van mezelf voor een louche zelftherapie die ik me jou voorstel

bijna uurlijks te bedrijven.


Maar ik kan me vergissen.

Niet om je te dissen, maar je hebt zo’n groot hoofd.

Wie zal zeggen wat daar niet allemaal in schuilgaat.

Of dagelijks in opgeruimd moet worden.


Bij het ochtendkrieken.

Ik zie hoe een usb-stick in de zoom van je jurk

schuilgaat.

Dat is niet zwakjes opgemerkt van me.


Want een hoorbare snik van die flashdrive gaat zodanig tekeer,

zo vlakbij je naakte dijen, dat ik wel horen moet dat je

berichten.

Van de rechterhand van een duivel erop bewaart.


Elektronica van wasmachines.

Sjoemelsoftware voor Audi’s.

Of de samenstelling van inktcartridges.

Weet ik veel.


Zo bekijk ik de laatste tijd namelijk onze samenleving van

hypertech.

Als een monster dat we samen mogen bevechten.

Maar daar ben jij niet voor te vinden.


Ik weet niet of er dierlijke elementen

in een batterij of in zo’n siliconen chip verwerkt worden,

maar wat mij betreft, het kan.

Ik hou van dieren.


Ik weet wel dat touchscreens een onweerstaanbare

aantrekkingskracht op dieren uitoefenen. Je ziet tenslotte

graag diepte in je poten. Ik weet ook dat de nanowereld

chips van organische materialen hoopt te maken op een dag.


Je maakt ook filmpjes via de sociale media, die ondertekend

zijn met PROUD.

Alsof ik niet weet wie dat is.

Je kan me zeker nog veel bijbrengen, je mag me alles leren.


Mochten mijn ouders mij jouw regels opgelegd hebben, ik zou er

misschien slecht op gereageerd hebben.

Met jou voel ik me in het midden van nergens, met je ogen die

doden.


Maar kom, PROUD weet nu hoe ik er naakt uitzie, en ik van

haar. Ze is mijn koppensneller.

Ik dacht eerst dat je gewoon rollen speelde. Maar je wil

gewoon winnen.


Je bent een durver, ook in de badkamer. De manier waarop je

met een tandenborstel tekeer gaat.

Tot ik de lichtjes in je tanden zag.

Ik dacht dat ik een game beland was, Fortnite of zo.


Ik hoop het.

Ik wil wel nog twee weken met je doorbrengen. Naast je

cryocapsule en tussen je robothonden. Je zegt, ik heet Li A.

Tsushima. – Maar of dat nou je echte naam is ?


Je zegt dat het tijd is voor de volgende stap.

Je ging in een droomloos onderbewustzijn en je zei.

Niet slapen.

Zo, dat is het compromis tussen ons.


De kerk staat een beetje in het midden.


14 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


Post: Blog2 Post
bottom of page