Ik ben onbemand, ik ben de tand van een marge
i.e. de tollenaar, er wordt getalmd in mijn kibboets.
Met Michelin in mijn handen, met onbeslagen riemen
met een dek vol brandhout, voor een laatste kampvuur
en
om spaarzaam te zwijgen, over de gloed van zachte zonnestralen
ben ik, met ondermaatse inzet en met ingehouden rook
uitgevaren
met een bowlingbal onder mijn jekker, al kom ik niet ver.
En ik ben geen muildier – de vloek van het water
is niet de regel, een Superwoman
slechts een open wonde in mijn hersenen, een Tintenkiller.
Lulu
ofte de blanke dame, terwijl haar raadsel
wees gezeten, klauw en hinnikend, in mij
met neergeslagen ogen
en combinatievol
ontkiemt
zoals het keerpunt van de schildwacht
en van de bajonet
verzameld wordt
in het tweelicht en van ons de walvisvaarders.
Ik krijg een heilige schrik eens ik ’t goed begin te weten,
omdat ik ouder word, jongen omdat ik op de drempel zit
van je waarneming.
Ben Goerion die een land stichtte in de schaduw van waar
ik om bid.
Comments