Circe plukte niet alleen de vruchten van mijn verbeterd humeur, maar plukte ook dievenwortel, uien en tribulus terrestris, waarmee ze alweer, speciaal voor de gelegenheid, een brouwsel ging kokkerellen. Ze deed zoiets met een air alsof ze systematisch de natuur van het goddelijke onderzocht. Breder nog, de academisch discipline waarmee ze haar toverdranken bereidde, de volstrekte afwezigheid van missers en onvoorzichtigheid, gaven je de indruk alsof ze eigenhandig zijrivieren van de Donau in haar ketel stortte.
Ze spuugde altijd in haar maaksels voor de finishing touch. Ze zag al op voorhand het resultaat van haar zwarte kunst, want ze roerde dan dromerig met een lange lepel van gelig elpenbeen in het Zwarte Woud van haar Mendelejev. Zo hield ze het bubbelende bocht ter hoogte van haar buik en paarse voorschoot op de juiste temperatuur en wist alle voedingsstoffen die erin zaten, netjes te verdelen.
De schuimranden van het eindproduct bruisten en klapten los alsof elfen dansten en alsof de hete brij, die naargelang de variant op een geheel specifieke manier afkoelen moest, de Zwarte Zee in Klein-Azië zelf was.
Maar goed, we waren weer een duo en tegen de aarzeling in mijn persoonlijkheid, omdat ik wroeging voelde om Sir Saulus, dronk ik dan ook de drankjes die ze me toeschoof. Het voelde dan alsof mijn ouders me (nog) zouden instoppen alsof ik een prinsje van Oranje was. Ja, het gaf me de wind in de rug en ik kikkerde op. Ik voelde me zo sterk als NATO en niet zo etterverwekkend als dat bondgenootschap de wereldzaken doorgaans bestierde. Het verorberen van de papjes van Circe decimeerde mijn somberte en mijn kniezen. Ik zag alles weer in functie van nagenieten en de wassende Maan.
Ik hield op met stressen. Dat slagschip van de Maan stond hoog aan de hemel en we bewonderden de satelliet samen, Circe en ik. En we spraken kwaad over Sir Saulus en over het spookschip van, naar ik vond, zijn insinuaties. Hij had gesproken over een beter leven voor Circe en ik verwierp die infiltratie in de besloten, geheime cirkel van ons tweetjes. Dat vond ik de essentie van zijn perfide effect – ik kan het nog niet anders schrijven.
Goed, ik kon weer de keuzes maken die ik als de beste zag en dromen van alle reusachtige dingen die Circe verzon om te doen. En die dingen dwarrelden in de ellenlange gesprekken die we voerden in ons huis van kersenhout. We aten noten uit Denemarken en het knarsen en kraken ervan tussen mijn koude tanden deed me voelen als een martelaar, omdat ik een concurrent had uitgeschakeld.
Op een avond gaf Circe toe dat ze er in feite op had gewacht, op het ogenblik dat ik eindelijk mijn plekje ging opeisen, me niet liet ringeloren door haar minnaars op de sofa in de woonkamer, dat ik niet langer als een ijsbeer op een drijvende, zeldzaam geworden ijsschots de hongersdood afwachtte, maar als een Viking toonde dat er met me niet te spotten viel, dat ik hard genoeg was vanbinnen om haar voor me te winnen, maar ook zacht en eetbaar genoeg om haar bij me te houden als er geen wolkje aan de lucht was. Circe hield zelfs vol dat ze nu niet meer zou rondpoepen en dat ze me niet meer zou ‘bedriegen’, hoewel ik protesteerde tegen dat woord.
Vanaf toen werd Circe een pak meer easygoing en ik voedde haar empathie, de altijd actieve en ijverige inlichtingendienst in haar en de research die ze vanaf nu om en rond mij aanwendde en praktiseerde. En zij op haar beurt stichtte een sterkende leerstoel waarin ik mocht zitten en wijdde me eindelijk in tot haar zwarte magie. We praatten hele dagen over de milieueffecten van een moderner wordende beschaving, we hackten netwerken via haar darkweb en ik kreeg uitleg over de placebofiles op haar laptop en we hokten samen meer dan ooit.
We liepen uren door het platteland zij aan zij en we stonden eindelijk samen achter de toverketel en wierpen zo samen, via de recepten in Circe’s spinnige grimoires, een dam op tegen ziektes als arrogantie en ego. Die medicijnen (als je ze zo wilde noemen) verkochten we voor wederdiensten. We namen ons voor de leugens in de wereld met andere te vervangen en de duimschroeven aan te persen bij wie ons instinct wilde beschadigen.
Maar we hielden van alle levensvormen. We lazen Deleuze en Guattari over de filosofie van creatie, Baudrillard over simulacra en Paul de Man over de allegorie. Ja echt, al het schrijven bekommert zich alleen met de eigen activiteit als taal – en taal is altijd onbetrouwbaar, glad en glibberig. En zo onmogelijk : een literair narratief wendt de vertelling voor van het eigen onvermogen om een sluitende geschiedenis te verhalen.
Waarheid was van ons instinct de contra-reformator. En toen zei Circe, ‘Luister Ekster, Ik zal je het geheim toevertrouwen van de laatste transmissie van de T. Rex.’
De laatste transmissie van de T. Rex.
About.
De laatste transmissie van de T. Rex moet gesitueerd worden toen de lijkovens van de draken al brandden, toen iedere berichtendienst die nog functioneel was, de overgeblevenen aanspoorden een veilige plek op te zoeken die er niet was. Dit was op het einde van het Krijt, als een krijtstukje in de hand van de juf dat tot aan haar nagels toe verdwijnt, zodat de laatste letter die ze schrijft, zich onderbroken ziet in het brokje van een laatste witte punt of in een wegvallende witte kronkel die levenloos in een onleesbare krabbel zijn leven op het zwarte klasbord van leisteen eindigt. En in het anonieme verdwijnt, in het onzichtbare. Sorry je fantasiewereld te vergallen, Assepoester. Hang je t-shirts van Lacoste aan de haak want ik heb er een lelijk gat in gebrand. Zo moet het ook geweest zijn zo’n 66 miljoen jaar geleden, toen er na de inslag van die meteoriet een vreselijke hittegolf over het aardoppervlak raasde. Daarna kwam een periode van grote koude als gevolg van enorme hoeveelheden stof en as in de atmosfeer waardoor het zonlicht werd tegengehouden. Tijdens het Jura waren de draken nog de heersende landdieren, de grootste die ooit geleefd hebben. Nu was het gedaan met spelen. Die meteoriet was zeker de ergste plofkraak die de fauna op onze planeet ooit onderging.
Geen traktement die kan laten voelen hoe verzengend de hitte was van die inslag, een explosie van ik weet niet hoeveel kiloton, te veel voor de tachymeter van een horloge om nog te achterhalen wat de snelheid van de impact in bijvoorbeeld kilometers per uur moet zijn geweest. Al was het maar omdat alle elektronica en zelfs analoge toestellen al uitgebrand lagen te smeulen in de krater. Niemand die nog door het vooraf invoeren van de af te leggen afstand en het laten bijhouden van de tijd die nodig was om van de uiterste rand van onze dampkring in bijvoorbeeld de aarde van het schiereiland Yucatan te schieten, de snelheid van die gigantische brok steen kon berekenen.
Dus eerst het hellevuur, genoeg om je pezen weg te branden en dan de koude en de duisternis. Alle fotovoltaïsche zonnecellen die op dat ogenblik nog energie trachtten te vergaren, zouden, als ze er al waren, meteen stilvallen en het onderspit delven in competitie met het zwarte doek dat over het hoofd van de planeet viel. Ja, over het hoofd van de fotograaf aan de daguerrotype-camera die op dat ogenblik de heugelijke gebeurtenis van de inslag voor het nageslacht wilde vastleggen.
Geen flits van magnesium die echter sterk genoeg was om de nodige stimulus van licht te repliceren die ons lichaam zo nodig heeft voor het menselijke metabolisme, bloedcirculatie en immuunsysteem. Want er was geen zonlicht meer. Om het dan nog niet te hebben over onze andere lichaamsfuncties, onze intuïtie, ons instinct en ons slaappatroon.
En toch bereiken ons ook vandaag nog woorden en verzen uit die lang vervlogen tijd. Oeps, foutje in de communicatie. Niet dat er een circuszeil werd opgehesen of er een pensenkermis werd georganiseerd om het einde der tijden te vieren door de meest cynische onder de toen nog levende wezens. Noch was er een pas getimmerde schrootjeswand in een villa of penthouse sterk genoeg om het razende gruis en de as tegen te houden of te weerstaan. Dit was geen geschenk van god, dit geurde niet naar jasmijn. Dit was een opdringerige brok steen die het aangewezen vond een deuk in ons dak te slaan.
Comments