Er is iets in mijn bloed. Iets dat ik waardeer, een
huidstreep. Als je zou weten of je dit wil patchen, laat dit
mij dan zien.
Of ik ook na dit leven in je schoot zal liggen,
kan ik na al die jaren niet met zekerheid zeggen.
Op zijn allerminst zou ik de hinder waarvan mijn hartstocht,
in de afwezigheid van goden, het pad kruist – koesteren.
Maar
‘t is fris in de tent. We zitten in kleermakerszit in een
aparte hoek.
In een kring van duisternis, in een stenen tempel. Dit is niet
zonder betekenis.
Jij bent het diepste punt waarheen mijn
woorden –
dood en de nacht zich lijken te bewegen.
Toch kan er niets tussen ons bestaan. En je kan een speld
horen vallen. Tingeling.
Ik wil de dageraad ontcijferen zonder sublieme angst. Ik had
nooit gedacht dat ‘t een liedje kon zijn. Ik denk na. Ik zou
mij tijdelijk kunnen schragen in jou.
Maar alles wat gebeurt, buiten, doet dat te snel. En telkens
ik je zeg dat ik van je hou, vind ik onder dit gewelf van steenkool
boven me
geen sporen van mensen.
Comments